naar beneden

Scroll

Natuur, cultuur en culinair genot

Zwerven in Zweden

De wereld verandert zodra we ’s ochtends in Göteborg de wal oprijden. Alles ziet er plots totaal anders uit. Rotsen en bossen. Schattige rode, witte en gele houten huizen met enorme voor- en achtertuinen. Ruimte! Tijdens een roadtrip van een dikke week verkennen we het beste van wat Zweden dichtbij aan natuur en cultuur te bieden heeft.

Tekst en foto's Jonathan Vandevoorde

September is een heerlijke tijd in Zweden. Je ziet aan alles dat het hoogseizoen voorbij is. Het is rustig op de campings en er is altijd plek. Hoog in de kruinen van de berken kleuren de eerste blaadjes geel en meer dan eens komen we wild tegen, vooral hazen en reeën. En het weer werkt ook mee.

Onze eerste bestemming ligt op twee uur rijden van Göteborg, kasteel Läckö op schiereiland Kållansö. Het ligt fotogeniek op een heuvel die uitsteekt in het Vänern, het grootste meer van het land. Het is al begin dertiende eeuw gebouwd, maar het is vooral de excentrieke Magnus Gabriel De la Gardie die in de zeventiende eeuw de plek zijn barokke luister schonk. De la Gardie – zijn opa was Fransman – had een nogal bourgondische reputatie hoog te houden en in de weelderig gedecoreerde Koningshal maakte hij indruk op zijn gasten. Hier vonden orgiastische feesten plaats: tijdens diners waren dertig tot veertig gangen gebruikelijk en werd er met zes tot zeven liter wijn per genodigde gerekend. De la Gardie was een belangrijk man die we elders op deze reis nog zullen tegenkomen.

In het zachte licht van de namiddag maken we nog een korte wandeling langs de granieten oever van het schiereiland, om de spieren na de lange rit van gisteren wat los te werken. We besluiten de dag met een heerlijk diner in restaurant Hvita Hjorten, dat zicht biedt op het kasteel en het meer.

Honderden miljoenen jaren geleden was dit gebied een tropische zee

Reeks tafelbergen

De camping van Lidköping is onze uitvalsbasis voor de volgende paar dagen, waar we twee etappes van de meerdaagse Biosfärleden lopen. Deze route volgt van Läckö naar Mariestad min of meer de oever van het meer Vänern. We laten de camper achter bij het station van Lidköping en nemen het boemeltreintje tot Hällekis. We lopen een dag door de meest afwisselende landschappen – van boerenland tot Scandinavisch bos – en sporen terug naar ons beginpunt. De volgende dag stappen we een paar haltes verder uit en doen hetzelfde: het is een prima manier om relaxed en milieubewust de streek te verkennen.

Want bijzonder is het hier wel: de streek is Zwedens eerste erkende Unesco Geopark. Honderden miljoenen jaren geleden was dit hele gebied een tropische zee: kalk werd op de bodem afgezet, feitelijk dode koralen en schelpdieren. Restanten van die laag steken als een reeks tafelbergen boven het landschap uit. De bekendste is die van Kinnekulle, die je vanaf tientallen kilometers afstand al ziet liggen. De voormalige steengroeve daar is een bron van fossielen, met name van orthocerassen, een voorloper van de pijlinktvis.

Industrieel erfgoed

Deze wijsheid hebben wij te danken aan Sofia Hultman, de bevlogen gids van het Geopark, die ons na een heerlijke lunch in een landgoed buiten Hällekis meeneemt op en rond de groeve. Vanaf de rand hebben we een perfect uitzicht op de oranje rotswanden die enkele tientallen meters hoog zijn. “Denk eraan: één centimeter kalksteen betekent 10 duizend jaar afzetting”, licht Hultman toe.

Ze loopt een stuk met ons mee op het vervolg van onze Biosfärleden, waarbij we de ene na de andere vergane steengroeve tegenkomen, bezaaid met uitgehakte blokken. Vroeger werd kalksteen gebruikt als bouwmateriaal en voor het maken van beton en mest. “We proberen dit industrieel erfgoed in stand te houden omdat het de trots is van de lokale bevolking”, vertelt de gids. “Daarom snoeien we de begroeiing elk jaar terug.”

In het stationnetje van Trolmen nemen we de trein terug naar Lidköping. Die komt op spoor 1, staat er op het bord. Er is maar één spoor, dus dat komt goed. Een vriendelijke Göteborger, die hier een vakantiehuisje heeft, geeft echter aan dat we het stopbord wel een kwartslag moeten draaien. “Omdat anders de machinist niet weet dat hij moet stoppen.”

Pelgrimskerken

Mösseberg is nog zo’n tafelberg in het Geopark en domineert de stad Falköping, onze volgende uitvalsbasis. Onze camping ligt erbovenop en biedt ons daardoor een geweldig zicht op de stad in de vlakte. Voor onze volgende wandeling rijden we met de bus naar het startpunt, Gudhem, en lopen we terug naar Falköping. Geen woeste natuur deze keer, maar vooral Scandinavische geschiedenis: we bevinden ons op een van de pelgrimsroutes St. Olavsleden naar Trondheim, in Noorwegen. Gudhem is een van de fotogenieke pelgrimskerken langs de route. Over landweggetjes en bospaden lopen we helemaal terug naar Falköping, waar de grote pelgrimskerk het eindpunt is van de Pilgrimsleden.

Het weer heeft zich voor het tweede deel van de wandeling echter tegen ons gekeerd en we besluiten in het centrum van de stad een fika in te lassen, het rituele Zweedse koffie-met-gebak-moment. Bladerend door enkele folders komen we erachter dat we het grootste religieuze complex langs de pelgrimsroute zeker niet mogen overslaan, maar in Varnhem ligt. We gunnen onze spieren wel een dagje rust. Zullen we er morgen dan maar een roadtripje van maken?

in de 800 jaar oude kerk ontmoeten we de vriendelijke vikinggids helena

Begraven skeletten

Zo zetten we koers naar Varnhem. In de indrukwekkende 800 jaar oude kerk, ooit onderdeel van een cisterciënzerklooster, ontmoeten we dode Vikingkoningen en de vriendelijke Vikinggids Helena, die ons ongevraagd overspoelt met geschiedkundige weetjes over de abdij en de streek. De grafstenen van edellieden zijn dooraderd met fossielen van orthocerassen. Een déjà vu overvalt ons als we de grafkapel van niemand minder dan Magnus Gabriel De la Gardie en zijn echtgenote in de zijbeuk aantreffen: een en al barok bombast in een kerk die verder uitblinkt door zijn ingetogen soberheid.

Door de begraafplaats, netjes en ruim opgezet tussen de muurresten van het vroegere klooster, leidt een pad naar een overdekte ruïne van wat misschien wel de alleroudste kerk van Zweden is geweest. Er zijn talloze begraven skeletten gevonden van bewoners die, zo leert onderzoek, nooit ouder dan 45 jaar zijn geworden. Runeschrift vertelt dat de leider van deze stam een vrouw was en Kata heette, naar wie deze plek, Kata Gård, is genoemd.

Vanaf het platform spotten we ganzen, eenden, zwanen en aalscholvers

uitstekende dode tak

Op de terugweg stoppen we nog bij het meer Hornborga. Het uitgestrekte Hornborgasjön is het grootste natuurherstelproject van de Zweedse geschiedenis en vormt nu een belangrijke etappeplaats voor driehonderd soorten trekvogels, waaronder de Europese kraanvogel. Een dag eerder heeft men er nog 21 duizend geteld aan de overkant. Enkele hadden we tijdens onze wandeling zien overvliegen, op zoek naar voedsel. Vanaf het uitzichtplatform bij het bezoekerscentrum spotten we ganzen, eenden, zwanen en aalscholvers, en zowaar ook een zeearend die eerst zijn rondje boven het water doet en dan bewegingloos postvat op een uitstekende dode tak. Zoveel geduld hebben wij niet, want we moeten vanmiddag nog naar de kust van Bohuslän rijden, voor de derde bestemming in ons rondje Västergötland.

Wow-moment

Dit is de woeste scherenkust van West-Zweden. Voorbij de stad Uddevalla verandert het landschap drastisch: bossen, hoge heuvels en de eerste kliffen van graniet doemen op. De route Kustleden leidt ons in duizend bochten naar onze volgende bestemming: Ramsvikslandet. Het eilandje is één grillige woestenij van rotsen, tot aan de horizon, bestaande uit oranjeroze graniet, millennia lang gepolijst door gletsjers, wind en golven. We kiezen voor een van de langste wandelingen rond het eiland, die het dichtst de kustlijn volgt en volgen blindelings de paaltjes. Zo lopen we van de ene verbazing naar het andere wow-moment. Het terrein is avontuurlijk en de vergezichten veranderen bij elke stap. De zon schijnt volop, al worden we door de warme zuidenwind bijna uit onze schoenen geblazen.

Het eilandje is één grillige woestenij van gepolijste rotsen

Schitterend onderhouden

In de kuststad Lysekil, een uurtje rijden richting zuiden, hebben we iets anders geregeld: een afspraak met bootkapitein Lårs Marstone. In een baai verderop kweekt hij oesters. Samen met enkele Zweedse gasten neemt hij ons in zijn bootje mee naar zijn privé-eilandje, waar we zijn oogst mogen proeven. De vriendelijke zeebonk vertelt over de oester- en mosselkweek langs de kust: “Alle voedingsstoffen zitten erin, je hoeft geen vlees te eten.” Voor niet-oestereters heeft zijn vrouw in een enorme pan kilo’s mosselen gekookt in biersaus, “zoals het in Zweden hoort”. En ze smaken verrukkelijk.

Onze laatste camperplaats vinden we na wat rondvragen in het pittoreske haventje van Fiskebäckskil. We begrijpen dat we onze kar naast het havenkantoortje mogen neerzetten, pal aan de kade. Een zitje op de eerste rij dus!

Het havendorp is een levende ansichtkaart: schitterend onderhouden huizen in allerlei kleuren vullen de hellingen. Aan de steigers liggen zeiljachten en een grote, houten tweemaster. Het dorp trekt al een eeuw rijke Stockholmers aan en in de zomer gonst het hier van de activiteit. Nu is het een stil kustdorp.

Voor we aan onze terugreis beginnen, dompelen we ons in de wellnessvleugel van het congrescentrum nog in de openlucht-hottub. We kijken uit over de baai. Drie Zweedse dames sporen mij flirterig aan om, net als zij, een duik in zee te wagen. “Het is een Zweedse traditie en goed voor je lichaam!” Ik ben niet bepaald een koudwaterheld, maar ben toch nieuwsgierig geworden. Vooruit dan! Ik daal het trapje af, dip mijn grote teen in het water, krijg een hartverzakking en trippel meteen weer terug de hottub in. Die vind ik al Zweeds genoeg. Heerlijk.

Natuur, cultuur en culinair genot

Zwerven in Zweden

De wereld verandert zodra we ’s ochtends in Göteborg de wal oprijden. Alles ziet er plots totaal anders uit. Rotsen en bossen. Schattige rode, witte en gele houten huizen met enorme voor- en achtertuinen. Ruimte! Tijdens een roadtrip van een dikke week verkennen we het beste van wat Zweden dichtbij aan natuur en cultuur te bieden heeft.

Tekst en foto's Jonathan Vandevoorde

September is een heerlijke tijd in Zweden. Je ziet aan alles dat het hoogseizoen voorbij is. Het is rustig op de campings en er is altijd plek. Hoog in de kruinen van de berken kleuren de eerste blaadjes geel en meer dan eens komen we wild tegen, vooral hazen en reeën. En het weer werkt ook mee.

Onze eerste bestemming ligt op twee uur rijden van Göteborg, kasteel Läckö op schiereiland Kållansö. Het ligt fotogeniek op een heuvel die uitsteekt in het Vänern, het grootste meer van het land. Het is al begin dertiende eeuw gebouwd, maar het is vooral de excentrieke Magnus Gabriel De la Gardie die in de zeventiende eeuw de plek zijn barokke luister schonk. De la Gardie – zijn opa was Fransman – had een nogal bourgondische reputatie hoog te houden en in de weelderig gedecoreerde Koningshal maakte hij indruk op zijn gasten. Hier vonden orgiastische feesten plaats: tijdens diners waren dertig tot veertig gangen gebruikelijk en werd er met zes tot zeven liter wijn per genodigde gerekend. De la Gardie was een belangrijk man die we elders op deze reis nog zullen tegenkomen.

In het zachte licht van de namiddag maken we nog een korte wandeling langs de granieten oever van het schiereiland, om de spieren na de lange rit van gisteren wat los te werken. We besluiten de dag met een heerlijk diner in restaurant Hvita Hjorten, dat zicht biedt op het kasteel en het meer.

Honderden miljoenen jaren geleden was dit gebied een tropische zee

Reeks tafelbergen

De camping van Lidköping is onze uitvalsbasis voor de volgende paar dagen, waar we twee etappes van de meerdaagse Biosfärleden lopen. Deze route volgt van Läckö naar Mariestad min of meer de oever van het meer Vänern. We laten de camper achter bij het station van Lidköping en nemen het boemeltreintje tot Hällekis. We lopen een dag door de meest afwisselende landschappen – van boerenland tot Scandinavisch bos – en sporen terug naar ons beginpunt. De volgende dag stappen we een paar haltes verder uit en doen hetzelfde: het is een prima manier om relaxed en milieubewust de streek te verkennen.

Want bijzonder is het hier wel: de streek is Zwedens eerste erkende Unesco Geopark. Honderden miljoenen jaren geleden was dit hele gebied een tropische zee: kalk werd op de bodem afgezet, feitelijk dode koralen en schelpdieren. Restanten van die laag steken als een reeks tafelbergen boven het landschap uit. De bekendste is die van Kinnekulle, die je vanaf tientallen kilometers afstand al ziet liggen. De voormalige steengroeve daar is een bron van fossielen, met name van orthocerassen, een voorloper van de pijlinktvis.

Industrieel erfgoed

Deze wijsheid hebben wij te danken aan Sofia Hultman, de bevlogen gids van het Geopark, die ons na een heerlijke lunch in een landgoed buiten Hällekis meeneemt op en rond de groeve. Vanaf de rand hebben we een perfect uitzicht op de oranje rotswanden die enkele tientallen meters hoog zijn. “Denk eraan: één centimeter kalksteen betekent 10 duizend jaar afzetting”, licht Hultman toe.

Ze loopt een stuk met ons mee op het vervolg van onze Biosfärleden, waarbij we de ene na de andere vergane steengroeve tegenkomen, bezaaid met uitgehakte blokken. Vroeger werd kalksteen gebruikt als bouwmateriaal en voor het maken van beton en mest. “We proberen dit industrieel erfgoed in stand te houden omdat het de trots is van de lokale bevolking”, vertelt de gids. “Daarom snoeien we de begroeiing elk jaar terug.”

In het stationnetje van Trolmen nemen we de trein terug naar Lidköping. Die komt op spoor 1, staat er op het bord. Er is maar één spoor, dus dat komt goed. Een vriendelijke Göteborger, die hier een vakantiehuisje heeft, geeft echter aan dat we het stopbord wel een kwartslag moeten draaien. “Omdat anders de machinist niet weet dat hij moet stoppen.”

Pelgrimskerken

Mösseberg is nog zo’n tafelberg in het Geopark en domineert de stad Falköping, onze volgende uitvalsbasis. Onze camping ligt erbovenop en biedt ons daardoor een geweldig zicht op de stad in de vlakte. Voor onze volgende wandeling rijden we met de bus naar het startpunt, Gudhem, en lopen we terug naar Falköping. Geen woeste natuur deze keer, maar vooral Scandinavische geschiedenis: we bevinden ons op een van de pelgrimsroutes St. Olavsleden naar Trondheim, in Noorwegen. Gudhem is een van de fotogenieke pelgrimskerken langs de route. Over landweggetjes en bospaden lopen we helemaal terug naar Falköping, waar de grote pelgrimskerk het eindpunt is van de Pilgrimsleden.

Het weer heeft zich voor het tweede deel van de wandeling echter tegen ons gekeerd en we besluiten in het centrum van de stad een fika in te lassen, het rituele Zweedse koffie-met-gebak-moment. Bladerend door enkele folders komen we erachter dat we het grootste religieuze complex langs de pelgrimsroute zeker niet mogen overslaan, maar in Varnhem ligt. We gunnen onze spieren wel een dagje rust. Zullen we er morgen dan maar een roadtripje van maken?

in de 800 jaar oude kerk ontmoeten we de vriendelijke vikinggids helena

Begraven skeletten

Zo zetten we koers naar Varnhem. In de indrukwekkende 800 jaar oude kerk, ooit onderdeel van een cisterciënzerklooster, ontmoeten we dode Vikingkoningen en de vriendelijke Vikinggids Helena, die ons ongevraagd overspoelt met geschiedkundige weetjes over de abdij en de streek. De grafstenen van edellieden zijn dooraderd met fossielen van orthocerassen. Een déjà vu overvalt ons als we de grafkapel van niemand minder dan Magnus Gabriel De la Gardie en zijn echtgenote in de zijbeuk aantreffen: een en al barok bombast in een kerk die verder uitblinkt door zijn ingetogen soberheid.

Door de begraafplaats, netjes en ruim opgezet tussen de muurresten van het vroegere klooster, leidt een pad naar een overdekte ruïne van wat misschien wel de alleroudste kerk van Zweden is geweest. Er zijn talloze begraven skeletten gevonden van bewoners die, zo leert onderzoek, nooit ouder dan 45 jaar zijn geworden. Runeschrift vertelt dat de leider van deze stam een vrouw was en Kata heette, naar wie deze plek, Kata Gård, is genoemd.

Vanaf het platform spotten we ganzen, eenden, zwanen en aalscholvers

uitstekende dode tak

Op de terugweg stoppen we nog bij het meer Hornborga. Het uitgestrekte Hornborgasjön is het grootste natuurherstelproject van de Zweedse geschiedenis en vormt nu een belangrijke etappeplaats voor driehonderd soorten trekvogels, waaronder de Europese kraanvogel. Een dag eerder heeft men er nog 21 duizend geteld aan de overkant. Enkele hadden we tijdens onze wandeling zien overvliegen, op zoek naar voedsel. Vanaf het uitzichtplatform bij het bezoekerscentrum spotten we ganzen, eenden, zwanen en aalscholvers, en zowaar ook een zeearend die eerst zijn rondje boven het water doet en dan bewegingloos postvat op een uitstekende dode tak. Zoveel geduld hebben wij niet, want we moeten vanmiddag nog naar de kust van Bohuslän rijden, voor de derde bestemming in ons rondje Västergötland.

Het eilandje is één grillige woestenij van gepolijste rotsen

Wow-moment

Dit is de woeste scherenkust van West-Zweden. Voorbij de stad Uddevalla verandert het landschap drastisch: bossen, hoge heuvels en de eerste kliffen van graniet doemen op. De route Kustleden leidt ons in duizend bochten naar onze volgende bestemming: Ramsvikslandet. Het eilandje is één grillige woestenij van rotsen, tot aan de horizon, bestaande uit oranjeroze graniet, millennia lang gepolijst door gletsjers, wind en golven. We kiezen voor een van de langste wandelingen rond het eiland, die het dichtst de kustlijn volgt en volgen blindelings de paaltjes. Zo lopen we van de ene verbazing naar het andere wow-moment. Het terrein is avontuurlijk en de vergezichten veranderen bij elke stap. De zon schijnt volop, al worden we door de warme zuidenwind bijna uit onze schoenen geblazen.

Schitterend onderhouden

In de kuststad Lysekil, een uurtje rijden richting zuiden, hebben we iets anders geregeld: een afspraak met bootkapitein Lårs Marstone. In een baai verderop kweekt hij oesters. Samen met enkele Zweedse gasten neemt hij ons in zijn bootje mee naar zijn privé-eilandje, waar we zijn oogst mogen proeven. De vriendelijke zeebonk vertelt over de oester- en mosselkweek langs de kust: “Alle voedingsstoffen zitten erin, je hoeft geen vlees te eten.” Voor niet-oestereters heeft zijn vrouw in een enorme pan kilo’s mosselen gekookt in biersaus, “zoals het in Zweden hoort”. En ze smaken verrukkelijk.

Onze laatste camperplaats vinden we na wat rondvragen in het pittoreske haventje van Fiskebäckskil. We begrijpen dat we onze kar naast het havenkantoortje mogen neerzetten, pal aan de kade. Een zitje op de eerste rij dus!

Het havendorp is een levende ansichtkaart: schitterend onderhouden huizen in allerlei kleuren vullen de hellingen. Aan de steigers liggen zeiljachten en een grote, houten tweemaster. Het dorp trekt al een eeuw rijke Stockholmers aan en in de zomer gonst het hier van de activiteit. Nu is het een stil kustdorp.

Voor we aan onze terugreis beginnen, dompelen we ons in de wellnessvleugel van het congrescentrum nog in de openlucht-hottub. We kijken uit over de baai. Drie Zweedse dames sporen mij flirterig aan om, net als zij, een duik in zee te wagen. “Het is een Zweedse traditie en goed voor je lichaam!” Ik ben niet bepaald een koudwaterheld, maar ben toch nieuwsgierig geworden. Vooruit dan! Ik daal het trapje af, dip mijn grote teen in het water, krijg een hartverzakking en trippel meteen weer terug de hottub in. Die vind ik al Zweeds genoeg. Heerlijk.